Gemengd zangkoor
Menu
DE HEILIGE PASTOOR VAN ARS
(Jean-Marie Vianney)
1786-1859

Geen intellectuele hoogvlieger

Jean-Marie werd geboren in Dardilly, niet ver van Lyon op 8 mei 1786. Reeds als jongen hielp hij mee op de boerderij en hij heeft nooit school gelopen. Het is een publiek geheim dat Jean-Marie Vianney geen intellectuele hoogvlieger was maar van zijn ouders had deze boerenjongen wel een diepe godsdienstigheid meegekregen en hij had de ervaring gehad van een stevig en liefdevol gezinsleven. Wanneer hij zijn verlangen kenbaar maakt dat hij priester wil worden: “Ik zou zielen willen winnen voor de goede God”, dan valt dit wel in goede aarde bij moeder (Marie Béluze), maar vader, nochtans ook een goed christen, vindt het maar niets. Hij zal dan pas op 20 jaar op de schoolbanken terecht komen, waarschijnlijk tot groot jolijt van de kinderen tussen wie hij plaats moet nemen.

Op het seminarie van Lyon denkt men er zelfs aan hem weg te sturen en hij wordt zelfs dienstweigeraar wanneer hij wordt opgeroepen voor de oorlog tegen Spanje. Gesteund door een bevriend priester (abbé Balley) die hem wat voorbereidde en bemoedigde kan hij op het seminarie blijven en hij kan zich dan tenslotte toch aanbieden voor de priesterwijding te Grenoble (1815).

Een lauwe parochie - een heilig priester

Na een eerste benoeming te Ecully (als hulp bij die bevriende pastoor) wordt hij pastoor benoemd in een miniparochie van zo’n 230 bewoners: Ars (1818). In deze parochie, zo’n 40 km. van Lyon, zal hij blijven, ondanks een paar ontsnappingspogingen. Deze ontsnappingspogingen worden verijdeld door de parochianen, die hun pastoor niet meer wilden laten vertrekken. Aanvankelijk werd hij niet zo enthousiast onthaald en zijn steeds weerkerende preken tegen de dansgelegenheden oogsten vast geen algemene instemming. Maar de hardnekkigheid waarmee hij zijn kerkje restaureert, zijn goedheid, de vreugde die hij uitstraalde, zijn gestreng leven, de vele uren die hij biddend voor het heilig sacrament doorbracht, zijn geweldige inzet voor de weeskinderen (hij richt een weeshuis op “La Providence” waar hij voortdurend bedelbrieven voor moet schrijven), zijn ongemeen radicale persoonlijke armoede gepaard met zijn hulp aan armen en arme gezinnen, dit alles verzekerde hem stilaan van het respect en in groeiende mate van de bewondering en zelfs de verering van zijn aanvankelijk wat koude kudde. Wat misschien nog het meest opviel waren de vele uren van bereidzame aanwezigheid in de biechtstoel, het is bijna ongelooflijk dat hij daar 16 tot 18 uur doorbracht om mensen hun biecht te horen, hen te bemoedigen, hen gerust te stellen… Hij werd verteerd door zijn verlangen om mensen het heil van God te brengen.

Heraut van Gods barmhartige liefde

Misschien komt het dan minder onbegrijpelijk voor dat tijdens zijn laatste levensjaren er tot 100.000 pelgrims ieder jaar naar Ars kwamen om een woord van aanmoediging en vrede te ontvangen vanwege die eenvoudige pastoor die misschien niet veel wist van menselijke wetenschap of zelfs van theologie, maar die in ieder geval het hart van de mensen kende èn het hart van God. Het “hart van God”, dat maakte hij kenbaar en ervaarbaar in het sacrament van de verzoening, maar ook in zijn preken. Hij was vurig wanneer hij tekeer ging tegen de dansgelegenheden maar helemaal in zijn sas was deze stuntelige redenaar wanneer hij over Gods liefde kon preken en dat was niet vanzelfsprekend in die tijd die toch ook niet vrij was van Jansenistische strekkingen die vooral Gods gerechtigheid en gestrengheid voor ogen hadden. Hij was een totaal gegeven man, radicaal in zijn boetedoeningen, en in zijn pastorale ijver tot het uiterste. Totaal uitgeput kon hij zeggen: “Wat is het goed te sterven als men op het kruis geleefd heeft”. Hij overleed op 4 augustus 1859; hij was 74 jaar.  

Gevangene van de biechtstoel

Je mag dan al een vurig priester zijn maar je blijft ook gewoon mens: vermoeidheid, honger, je niet meer kunnen concentreren, slaap… Na enige tijd kreeg de pastoor het in de gaten dat hij werd opgegeten door de toestromende biechtelingen, waaronder veel pelgrims. Je kan hetje bijna niet inbeelden dat voor zo’n eenvoudige priester zich zoveel mensen verplaatsten. Maar al dat volk belegerde als het ware zijn biechtstoel… En ondertussen ondernam de pastoor drie pogingen om Ars te ontvluchten: hij voelde zich onwaardig om pastoor te zijn en vond dat hij Gods goedheid eerder in de weg stond dan ze aan zijn parochianen te tonen. Zes jaar voor zijn dood ondernam hij middenin de nacht zijn laatste ontsnappingspoging. Iemand zag het echter en verwittigde anderen, men ging zelfs de klok luiden. Hij werd omringd door parochianen: hun pastoor wou Ars ontvluchten? Ha, nee, dat gaat niet door! Als een gearresteerde moet hij terug mee. Men laat hem even de tijd om te bekomen en daarna: opnieuw de biechtstoel in vanaf 1 uur ‘s nachts. Ongelooflijk! En hij bekent ’s anderendaag: “Ik heb ’t kind uitgehangen”.  

Heilige

Hij was 73 jaar toen hij overleed op 4 augustus 1859. Bij de uitvaart van dat ‘onbekwaam’ pastoorke waren wel duizend personen aanwezig, ook de bisschop en alle priesters van het bisdom. De heilige Pius X verklaarde hem zalig. In 1925 werd hij door paus Pius XI heilig verklaard (hetzelfde jaar als Theresia van Lisieux) en in 1929 wordt hij als patroon aangewezen van alle pastoors ter wereld. Ook vandaag ziet het kleine stadje Ars nog enige honderdduizenden pelgrims langskomen, aangetrokken door die onbeduidende man die zijn leven volledig stelde in dienst van God en van de mensen. Een internationaal seminarie voor toekomstige priesters en een onthaal voor priesters van over de hele wereld zijn er echt op hun plaats.

100 jaar na zijn dood schreef Johannes XXIII de encycliek Sacerdotii nostri primordia om de pastoor van Ars voor te stellen aan onze tijd als model van het priesterlijk leven en ascese, ook als voorbeeld van eucharistische vroomheid en cultus, model van pastorale ijver.

Zijn Eucharistische devotie 

Hierover schrijft de paus (nr 264):  Het gebed van de Pastoor van Ars, die om zo te zeggen de laatste dertig jaar van zijn leven in zijn kerk doorbracht waar hij weerhouden werd door zijn ontelbare biechtelingen, was vooral een eucharistisch gebed. Zijn devotie jegens Onze Heer, aanwezig in het Heilig Sacrament van het altaar was werkelijk buitengewoon. “Hij is daar, zei hij, Hij die ons zo liefheeft; hoe zouden wij Hem niet liefhebben?” En jazeker, hij hield van Hem en voelde zich als onweerstaanbaar getrokken naar het tabernakel. “Het is niet nodig veel te spreken om goed te bidden, legde hij uit aan zijn parochianen. Men weet dat de Heer daar is in zijn heilig tabernakel (tent), men opent zijn hart; men verblijdt zich in zijn heilige aanwezigheid. Dat is nu juist het beste gebed”.  In alle omstandigheden prentte hij de gelovigen de eerbied en liefde in voor de goddelijke eucharistische aanwezigheid, terwijl hij ze uitnodigde om vaak tot de heilige tafel te naderen. Zelf gaf hij het voorbeeld van deze diepe vroomheid: “Om zich ervan te overtuigen, zo verklaren de getuigen, volstond het hem de mis te zien opdragen, hem te zien neerknielen wanneer hij het tabernakel langskwam…  

De kerk van Ars

Toen Jean-Marie Vianney pastoor werd te Ars bestond deze enkel uit een middenschip. Stilaan zal hij ze laten uitbreiden met enkele zijkapellen, toegewijd aan Maria, ‘Zie de Mens’ (Jezus aan de geselkolom), de heilige engelen, de heilige Filomena (aan wie hij de wonderen toeschreef die door zijn eigen voorspraak plaats vonden) en Johannes de Doper. Als je binnenkomt links tref je hogerop de preekstoel en daar tegenover, een kleine preekstoel van waarop hij de catechismus onderrichtte. Hij wou in feite een basiliek laten neerplanten, maar dat is pas gebeurd na zijn dood.  Zijn biechtstoel bevindt zich in de vroegere sacristie. Het schrijn met zijn lichaam bevindt zich rechts in de basiliek, boven een halfverheven beeldhouwwerk dat zijn priesterwijding weergeeft. Er tegenover bevindt zich de kapel van de verheerlijking met een beeld van Cabuchet en een weergave van zijn eerste communie.

(uit ""Geloof en Leven"", www.geloofenleven.be )

"